De zon staat hoog aan de hemel. Ze onderbreken hun reis, eten een banaan, roken een sigaret, drinken een biertje en dutten wat onder de mangoboom. Stephens ogen beginnen dicht te vallen. Atika en Konstantin zullen de wacht houden. Zij zijn jong en waakzaam. Hij begint oud te worden. Stephens gedachten drijven af. Hij ziet het glimlachende, gehavende boeddhabeeld in de grot. Hij ziet Konstantins blik van bezorgdheid voer de verwaarlozing ervan. Zijn geest dwaalt terug naar hun reis naar het noorden van Thailand voor het bezoek aan de monnik in het woud. Ze hadden met hem op een houten platform gezeten dat uitkeek over het dal onder een steeds donderwordende avondhemel. A had hun verteld over de twintig jaar die hij alleen en zonder ooit een woord te spreken in het woud had doorgebracht in het kader van zijn Achtvoudige Reis over het Achtvoudige Pad naar verlossing. Hij had geleefd op vruchten en zaden en de gaven van de dorpelingen. Een beer had vriendschap met hem gesloten, hij had zijn drinkwater gedeeld met een python. Hij had gezien hoe de bladeren zich ontvouwden en hoe de zaden vielen. Hij had de paring van de insekten gadegeslagen en het leggen van de eitjes en de trektochten van de rupsen het het uitkomen van de insektepoppen en het tragen ontplooien en opdrogen van de vleugels. Hij had dieren op de vlucht zien slaan, hij had dieren mekaar zien verslinden, hij had de rotting gezien en de wedergeboorte en de overgang naar een ander lichaam. Hij had de trage kringloop der seizoenen in zijn eigen lichaam leren kennen en nu was hij teruggekeerd naar het land van de spraak env an de mensen, om daar te zitten, ge gekruiste benen, gezet, in een saffrraankleurig gewaad, kaal, getatoeëerd, minzaam, welsprekend, om hen te waarschuwen voor de dood van het regenwoud en de dreiging van de kool. In zijn vorig leven had hij hen verteld, was hij een bokser geweest. Hij had spieren. Hij was een vechter. Hij vocht tegen houthakkers en landbouwers, en het ontwikkelingsprojekt voor de Hooglanden en de onwetende veeboeren van het Westen om zijn woud te redden. Politicus of heiden, hoe valt dat te bepalen? Stephen weet niets van het boeddhisme, van het Achtvoudige Pad, of van de zwerftochten van de Sangha, van de harmonie die bekendstaat als Silahdamma. Konstantin had geprobeerd het uit te leggen, maar Stephen had niet geluistered. En toch hadden de boodschappen van het woud hem bereikt zoals ze hem nu ook bereikten, zoals ze hem bereikt hadden in de stille beschutting van Hôtel de la Paix. Misschien, zo valt hem nu te binnen, waren het niet de strijders noch de tanks en trucks van de stijders, noch de Dood van het kommunisme, noch zelfs de zuilengangn van Angkor of Angkar, waarvoor hij hiereen gekomen was, maar het woud zelf. Hij knikkebolt en droomt terwijl de beelden over de verlaagde drempel komen. Hij ziet een wisseling van kleuren. Hij glimlacht tegen de python, de beer en de vleermuis. Hij is zijn houvast aan het loslaten. Hij is bezig zich los te maken van het rad van het bestaan, van het rad van de onwetenheid en de illuzie. De Heren des Doods verzamelen zich welwillend om hem. Ze wachten op hem. p 292-293