HomeGroupsTalkMoreZeitgeist
Search Site
This site uses cookies to deliver our services, improve performance, for analytics, and (if not signed in) for advertising. By using LibraryThing you acknowledge that you have read and understand our Terms of Service and Privacy Policy. Your use of the site and services is subject to these policies and terms.

Results from Google Books

Click on a thumbnail to go to Google Books.

Loading...

Odyssee omnibus 1

by Arthur C. Clarke

Other authors: J. B. de Mare (Translator), Jean-A. Schalekamp (Translator)

Series: The Odyssey Sequence (1-2)

MembersReviewsPopularityAverage ratingConversations
1311,512,300 (4.25)None
None
Loading...

Sign up for LibraryThing to find out whether you'll like this book.

No current Talk conversations about this book.

Bespreking 2001: een ruimte-odyssee

Wie regelmatig mijn boekbesprekingen leest, weet al lang dat ik iets heb met Isaac Asimov https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/search/label/Isaac%20Asimov, wat mij betreft nog steeds de “grootste” auteur van science fiction, ook al heeft ie inmiddels meer dan dertig jaar geleden in de lijfelijke zin het tijdige voor het eeuwige verwisseld. “Klassiek”, in zoverre dat woord in deze context kan gebruikt worden, is er wat science fiction betreft echter sprake van de Grote Drie. Behalve Isaac Asimov behoren daartoe dan ook Robert Heinlein en de auteur van voorliggend boek, Arthur Charles Clarke, beter bekend als Arthur C. Clarke.

Ik ga u niet het hele leven van die laatste opdissen, maar vertel er (voor de petite histoire) toch graag even bij dat hij niet alleen bekend was als auteur (hij overleed in 2008), maar ook als “uitvinder” en “futuroloog”. Zoals Asimov de eer had onder andere de drie wetten van de robotica gedefinieerd te hebben, bedacht Clarke het principe van de geostationaire communicatiesateliet (een satelliet die dus altijd boven dezelfde plek op Aarde blijft hangen) en de daarmee samenhangende mogelijkheid van een ruimtelift.

Z’n meest bekende boek, 2001: A Space Odyssey dus, was op z’n eigen manier trouwens een beetje science fiction. Maar dan omgekeerd. Terwijl de gelijknamige film van Stanley Kubrick al op 7 juli 1966 helemaal opgenomen was en – met veel vertraging – in de lente van 1968 in de bioscoop terechtkwam, verscheen het boek van Clarke pas na de film, terwijl de draft ervan al eind 1964 klaar was en de publicatie voorzien was in 1965, dus vóór de film zou verschijnen. Het idee van Kubrick was wel om eerst samen het boek te schrijven, maar uiteindelijk draaide het er op uit dat het filmscenario (samen) en het boek (Clarke), allebei op basis van Clarks in 1948 gepubliceerde kortverhaal The Sentinel, ter gelijker tijd werden geschreven, met een voortdurende feedback van het ene op het andere. Uiteindelijk ging Clarke zelfs nog zaken in het boek herschrijven op basis van rushes van de film die hij te zien kreeg. Zoals hij het zelf noemde: “a rather expensive method of literary creation, which few other authors can have enjoyed” (“een nogal dure methode van literaire schepping, die weinig andere auteurs zullen hebben kunnen genieten”). Het boek kwam uiteindelijk uit met alleen Clarke als auteur, waardoor het er volgens Clarke op leek alsof hij de film omgezet had in een boek, terwijl er toch wel verschillen tussen de film en het boek zitten, bijvoorbeeld – en dat is eigen aan het medium – dat er in het boek veel meer achtergrond gegeven wordt bij wat zich voordoet.

En er doet zich natuurlijk nogal wat voor, terwijl het enige dat ik me van de film nog herinnerde het plotseling verschijnen van een monoliet op een stukje prehistorische aarde was en het ten gevolge daarvan net iets slimmer worden van de clan mensapen die daar in de buurt woonde. Nah ja, dat en ergens een stukje over een weerbarstige computer, HAL genaamd, plus de combinatie van Der blaue Donau met beelden van een ruimtestation en Also sprach Zarathustra met een mensaap die een skelet aan het mollen is. Daartussenin zitten behalve miljoenen jaren (“Voor het eerst – en voor het laatst in drie miljoen jaar – hoorde Afrika het geluid van trommels.”) een monoliet op de maan, mensen die die ontdekken en opgraven, een “schreeuw”, een passage langs Jupiter en een tocht naar Saturnus. Wat er na de flippende computer en de aankomst bij Saturnus gebeurt, zeg ik u lekker niet, maar ik kan u sowieso wél vertellen dat 2001: een ruimte-odyssee leest als een trein. Of als een ruimteschip, dat mag u zelf beslissen.

Op 220 bladzijden tijd zet de mensheid een grote stap en zet een van de onderdelen daarvan een nog veel grotere stap. Van de prehistorie naar 2001 - een 2001 dat intussen 21 jaar achter ons zou moeten liggen, maar dat qua evolutie duidelijk een stuk voor ligt op ons 2022 -, van de Aarde naar Saturnus en… beyond, en van de “academie” van Maanwaker en zijn troep naar de lessen van David Bowman (“Het was een schouwspel dat de aandacht trok van ieder kind of van iedere mensaap. Maar net als drie miljoen jaar geleden was het slechts een zichtbare manifestatie van krachten die te subtiel waren om bewust te worden waargenomen”).

“Hun zware tanden en kiezen werden kleiner, want ze waren niet langer van levensbelang. Hun functie werd overgenomen door scherpe stenen, waarmee men wortels uit kon graven of taai vlees en plantenvezel door kon snijden of zagen, en dit had onoverzienbare gevolgen. De mensapen werden niet meer bedreigd door de hongerdood als hun tanden beschadigd of versleten waren; zelfs de primitiefste werktuigen konden het leven met vele jaren verlengen. En van hun gezicht. De snuit week terug, de massieve kaak werd lichter, toen de hoektanden kleiner werden, veranderde de vorm van bouw, de mond kon gearticuleerde geluiden voortbrengen. Een taal zou nog miljoenen jaren op zich laten wachten, maar de eerste stappen in die richting waren gezet” wordt al snel “En hoewel hij ze vaak tegen zichzelf had gekeerd, zou de mens zonder die wapens de wereld nooit veroverd hebben. Hij had er zijn hart en zijn ziel ingelegd en eeuwenlang hadden ze hem goede diensten bewezen. Maar zolang die wapens nu nog bestonden, had hij zijn leven niet meer in eigen hand.”; Maanwaker wordt al snel Heywood Floyd; een vuiststeen wordt al snel Deep Space Monitor 79. Het voor de mensapen onbenoembare ding dat in hun midden verschijnt en later weer verdwijnt, blijft echter zichzelf, al krijgt het later van hun verre nakomelingen wel een naam: Magnetische Anomalie Tycho, ofte MAT.

En toch is het ook in deze science-fictionroman weer prijs: op sommige vlakken, in principe makkelijker te “voorspellen” dan pakweg de snelheid waarmee de technologie ruimtevaart tot a totally different ballgame zal maken, slaat zo goed als elke auteur de bal mis. Bijvoorbeeld waar het het aantal mensen op Aarde betreft en de gevolgen daarvan. Clarke heeft het voor 2001 over “zes miljard mensen” en was daarmee niet eens zover af van de feiten (het waren er een goeie 200 miljoen meer), maar zegt ook dat “het gevolg was dat er in alle landen voedselgebrek heerste; zelfs de Verenigde Staten kenden vleesloze dagen en men voorspelde binnen vijftien jaar een algemene hongersnood, ondanks groots opgezette pogingen om voedsel te winnen uit de zee en synthetische levensmiddelen te ontwikkelen”. Dat klopt ook een goeie twintig jaar later nog niet, maar nu zijn onze immer welwillende regeringen, zeker in de Lage Landen, dat dan toch aan het organiseren: tegen eind dit jaar zouden er meer dan 8 miljard mensen op de wereld zijn (een groei van 33 procent op twintig jaar tijd) en dáár wordt nog steeds niets aangedaan (al hebben sommige mensen hun ideeën over mogelijke “bijwerkingen” van de covid-’vaccins’), maar wie de esbattementen van het World Economic Forum en de daaraan onderhorige regeringen in onder andere Nederland en belgië een beetje volgt, weet dat er de jongste maanden volop aangestuurd wordt op het zo ongeveer kaltstellen van vee- en varkensboerderijen én… het promoten van insecten als mensenvoedsel. Uiteraard gekruid en gebakken (meestal toch), maar de tijd dat u compassie mocht hebben met primitieve volkeren die die beestjes aten van de honger is bijna voorbij: u is hetzelfde lot beschoren, maar u zal dat, aldus het WEF, ook nog leuk vinden. Net zoals “geprint” eten, wellicht, al zat Clarke er op dat vlak dan weer niét zo ver naast: “Daarnaast werd er ook voedsel geproduceerd door middel van chemische processen en algencultures. Het groene schuim dat door honderden meters doorzichtige plastic buis circuleerde, had voor fijnproevers nauwelijks iets aantrekkelijks, maar de biochemici konden er karbonades en biefstukken van maken die alleen een expert van echte kon onderscheiden”.

Enfin, ik wil u niet vervelen met alwéér hele filosofische uiteenzettingen (wellicht heeft u daar na mijn bespreking van Voor eeuwig bewaren https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/07/voor-eeuwig-bewaren-lew-kopelew... van Lew Kopelew wel even genoeg van), we zijn verdorie met Clarke vertrokken voor een reis die ons (hopelijk?) wat méér zal tonen van de niet-menselijke beschaving die MAT achterliet op de Maan en we hebben allemaal wel zóveel van de laatste van Blauwbaards vrouwen (zie mijn bespreking van In de burcht van Blauwbaard – Een analyse van de westerse mens en zijn kultuur https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/07/in-de-burcht-van-blauwbaard-een... van George Steiner) dat we die kans niet zouden willen missen. Curieuzeneuzen zijn we nu eenmaal allemaal.

Daarom wou ik ook graag weten of de Space Shuttle Discovery genoemd was naar het ruimteschip dat Clarke op weg laat gaan naar Saturnus, maar dat blijkt niet het geval: wellicht heeft Clarke dezelfde reflex gehad als de mensen die de naam van de Space Shuttle bedachten: hem noemen naar historische schepen (dat van James Cook tijdens zijn laatste grote reis en nog een drietal andere, waaronder dat van Robert Scott tijdens zijn expeditie van 1901-1904 naar Antarctica). En daarom wilden anderen allicht weten of HAL niet “toevallig” afgeleid was van IBM. Een klein kind kan immers zien dat het ene letterwoord bestaat uit letters die telkens één positie eerder in het alfabet zitten dan die van het andere letterwoord. Nietes, zeiden zowel IBM (dat meewerkte aan de film) als het duo Clarke-Kubrick, puur toeval, meer niet. Net zoals de voormalige voorzitter van het bedrijf HAL Communications , Bill Henry, zei dat de ‘HAL’ in hun bedrijfsnaam niets te maken heeft met die van de computer, terwijl de computer zich in de film identificeert als “operationeel geworden in de H-A-L-fabriek in Urbana Illinois op 12 januari 1992” en HAL Communications ontstond aan de universiteit van Illinois gevestigd in – echt! - Urbana. Andere verwijzingen zijn dan gelukkig weer minder “toevallig”, bijvoorbeeld die naar “Minsky en Good” - wetenschapper Marvin Minsky was namelijk als adviseur betrokken bij de film en ook het personage Victor Kaminski werd naar hem genoemd – of die naar de Britse wiskundige Alan Turing.

Nu, ook dat zijn slechts details, natuurlijk, en die geef ik u alleen maar mee omdat ik niet méér van het verhaal kwijt wil dan ik al verteld heb. Met de zeer beknopte synopsis die ik eerder al neerpende, moet u het doen. Én met de verzekering dat Clarke zich in dit boek een meester-verteller toont. Spanning alom, ook al wordt je niet voortdurend door de actie omvergeblazen, her en der een streepje humor, en een keer je zou kunnen gaan vermoeden dat de rest van het verhaal uitbollen zal worden en je de “E.T.’s” bijna vergeten bent, gaat hij pas helemaal op de gaspedaal staan. 2001: een ruimte-odyssee mag dan ook terécht een “klassieker” in het genre genoemd worden.

Bespreking 2010: Odyssee 2

Ik heb u – eerlijk is eerlijk – een beetje voor de gek gehouden bij mijn vorige boekbespreking https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2022/07/2001-een-ruimte-odyssee-arthur-.... Toen ik het had over 2001: een ruimte-odyssee heb ik namelijk mijn uiterste best gedaan op geen enkele manier zelfs maar te laten doorschijnen dat er nog een vervolg kwam op die bespreking, laat staan dat ik 2001: een ruimte-odyssee had liggen in een bundel met een ander boek van dezelfde auteur, zijnde 2010: odyssee 2. Waarom? Om twee redenen: ten eerste gaat het hier wel degelijk om twee volwaardige boeken, niet om kortverhalen, en verdienen die dus eigenlijk ook een aparte bespreking; en ten tweede ben ik aan vakantie toe en probeer ik een beetje tijd te besparen om die nog enigszins te kunnen voorbereiden.

Maar nu ik uit de biecht aan het spreken ben: ik ga het voorlopig niét hebben over 2061: odyssee 3 en 3001: de finale (in het Engels 3001: The Final Odyssey). Niet omdat die laatste twee niet verfilmd zijn (2001: een ruimte-odyssee technisch gesproken ook niet, maar dat kon u al lezen in mijn bespreking daarvan), maar omdat ze niet in mijn boekenkast staan en omdat ik er ook niet meteen naar op zoek ga wegens het gevaar daarmee toch een portie broodschrijverij binnen te halen.

Enfin, over 2010: odyssee 2 ga ik u qua plot ook al niet te veel details vertellen. Het komt er op neer dan een jaar of negen na het einde van de vorige odyssee ze op Aarde wel eens willen weten hoe die afgelopen is (de lezer weet dat, maar de personages op Aarde niet) en dat ze er dus een gemengde ploeg van vrouwen en mannen, Ruski’s en cowboys op afsturen om dat eens uit te zoeken. En terwijl ze daar dan toch rondhangen, zou het leuk zijn als ze behalve de eventuele whereabouts van David Bowman ook konden achterhalen wat die bedoelde met “Het ding is hol… er komt geen eind aan… en o! Mijn God! Het is vol sterren!”. Trouwens, ‘O ja, als jullie ook nog even de Discovery (zie weerom mijn bespreking van deel 1) kunnen bergen, dan zou dat fijn zijn.’ Alleen al de inbreuk op het oude gezegde “Geen vrouwen aan boord van het schip”, levert potentieel genoeg stof op, al is dat in politiek correcte tijden als de onze uiteraard officieel niet het geval, maar Russen en Amerikanen die ook nog in een race betrokken geraken met de Chinezen is ook leuk, en dat het bergen van de Discovery eveneens inhoudt dat ze een poging mogen wagen om de neurotische computer HAL 9000 weer aan de praat te krijgen, belooft weerom spanning. En dan vertel ik u nog niks van de clue.

Ik vind het sowieso wel eens aardig het te hebben over iets anders dan louter het verhaal, dus ga ik het hebben over wat Clarke vertelt in zijn Kort woord vooraf van de schrijver. Mensen die zich de héle film 2001: A Space Odyssey nog wél voor de geest kunnen halen, zullen namelijk bij mijn bespreking van het boek al gemerkt hebben dat er een niet onbelangrijk verschil zat in het reistraject dat de Discovery aflegde in het boek ten opzichte van dat in de film: “In de roman was de bestemming van het ruimteschip”, zoals Clarke schrijft, “Iapetus (of Japetus), de raadselachtigste van de vele manen van Saturnus. Het satellietstelsel van Saturnus werd via Jupiter bereikt: Discovery naderde de reusachtige planeet door, met gebruikmaking van het kolossale zwaartekrachtveld, een ‘katapulteffect’ te bereiken en dit tijdens de tweede etappe van zijn reis nog te versnellen. Precies dezelfde manoeuvre werd in 1979 bij het ruimteonderzoek van de Voyager toegepast, toen ze de eerste gedetailleerde verkenning van de buitenste reuzen uitvoerden. Maar in de film was Stanley Kubrick zo verstandig verwarring te voorkomen door de derde confrontatie tussen mens en Monoliet te midden van de manen van Jupiter te laten plaatsvinden. Saturnus werd helemaal uit het filmscript weggelaten (...)”

Dat verschil was voor Clarke kennelijk géén probleem toen hij 2001: een ruimte-odyssee liet publiceren, maar het werd het om een of andere reden – en na lezing van het voorwoord, waarin hij wel zegt dat “waar [film en roman] (…) van elkaar verschillen, [hij] (…) gewoonlijk de filmversie gevolgd [heeft]”, maar niet waaróm – toen hij aan 2010: odyssee 2 begon. Het gevolg is dat de bemanning van de Kosmonaut Alexei Leonov niét naar Saturnus reist, maar blijft hangen rond Jupiter. En het gevolg dáárvan is drieërlei: 1) de boeken volgen niet meer echt op mekaar (het boek volgt nu op de film); 2) Clarke miste een kans om met zijn verhaal weer (zie bespreking van deel 1) een “toevallig” aanrakingspunt met de werkelijkheid te hebben: “(…) toen Voyager 1 de eerste foto’s van Japetus overseinde bleken die zowaar een groot, scherp afgetekend wit ovaal met een klein zwart stipje in het midden te onthullen. Carl Sagan stuurde me vanuit het Jet Propulsion Laboratory onmiddellijk een afdruk met de cryptische aantekening ‘Denkend aan jou…’ Ik weet niet of ik me nu opgelucht of teleurgesteld moet voelen dat Voyager 2 de kwestie nog open heeft gelaten.”; 3) Het verband dat Clarke in deel 1 legt tussen de ringen van Saturnus en de evolutie van de mensapen tot mens gaat daarmee verloren (“niemand had ooit maar even stilgestaan bij het merkwaardige toeval dat de ringen van Saturnus op hetzelfde moment waren geboren als de mens”).

En dan is er nóg zoiets. Iets wat ik eigenlijk nog vervelender vond. In 2001: een ruimte-odyssee raakt de ruimtesloep van Frank Poole, het collega-bemanningslid van David Bowman, op drift – ik vertel u lekker niet waarom –, is het Bowman meteen duidelijk dat het geen enkele zin heeft daar achteraan te gaan, en begint de laatste strijd met HAL doordat deze weigert de andere, in hybernatie (een bevroren slaaptoestand, zeg maar) verkerende, bemanningsleden wakker te laten maken. In 2010: odyssee 2 is het logisch denkvermogen van Bowman echter aan de kant geschoven, heeft die met achterlating van een op hol geslagen HAL op zijn beurt het schip verlaten met een ruimtesloep, pas naderhand bedacht dat ie zo nooit Poole kan inhalen, bij terugkomst tot de vaststelling gekomen dat HAL de poort gesloten had, en zich moeten binnenwerken via een noodluik. Ik durf aannemen dat Kubrick het niet zag zitten om Poole zomaar te laten wegdrijven en een heroïsche achtervolging beter zou beantwoorden aan wat het filmpubliek verwachtte, maar die scène vloekt met de koelte van geest die Bowman ook nadien weer aan de dag legt. Net zoals de manier waarop HAL spreekt in de scène zoals ze in 2010: odyssee 2 verteld wordt, een scène die ook nádat Bowman het schip terug binnengekomen is helemaal anders verloopt dan in 2001: een ruimte-odyssee, niet consistent is met de HAL zoals we die overal elders in beide boeken horen. En da’s niet omdat Clarke in 2001: een ruimte-odyssee nog niet bedacht had dat hij HAL een neurose zou laten krijgen, dat had hij wél. “Dave, ik zie wel dat dit je echt van streek gemaakt heeft. Ik geloof eerlijk dat je er eens kalm bij moest gaan zitten, een stresspilletje nemen en eens rustig over alles nadenken”, klinkt alsof HAL een arrogante klootzak is geworden, terwijl “Dave, ik begrijp niet waarom je mij dit aandoet. Ik ben onze opdracht helemaal toegedaan… Je vernietigt mijn verstand… Begrijp je dat niet… Ik word weer als een kind… Ik word weer niets…” klinkt zoals het bij HAL hoort: nog steeds beleefd, nog steeds in het besef dat hij niet te commanderen heeft, als een méns die beseft dat hij dement aan het worden is, als een mens van nu die zou zien dat hij terugkeert naar het niveau dat Maanwachter en zijn clan haalden vóór in 2001: een ruimte-odyssee die monoliet in hun midden verscheen.

Ik ben geneigd geweest op z’n minst 2001: A Space Odyssey, de film dus, toch eens te (her)bekijken (zoals aangegeven in mijn bespreking van het boek kan ik me van de film slechts een paar scènes herinneren), maar ik vrees dat ik me eraan zal ergeren omdat ik alle veranderingen ten kwade in wat in 2010: odyssee 2 verteld wordt over de scènes in 2001: een ruimte-odyssee tot die film zal kunnen herleiden. Van bovengenoemde zaken tot “kleinigheden” als de vermelding dat “Bowman (…) zelf naar buiten gegaan [was] om de verdachte eenheid te herstellen” terwijl Bowman in 2001: een ruimte-odyssee slechts één keer het schip verlaat en daarna nooit meer terugkeert, of het consequent herdopen van MAT (Magnetische Anomalie Tycho) naar TMA (wellicht naar het Engelse Tycho Magnetic Anomaly), al kan dat laatste ook aan het feit liggen dat 2010: odyssee 2 door een andere vertaler onder handen werd genomen en niemand de moeite nam dat even recht te zetten.

Wat dan weer niet zal voorkomen in de verfilming van 2010: odyssee 2, 2010: The Year We Make Contact (die ik al helemaal niet gezien heb) zullen allicht de lange verslagen zijn die Heywood Floyd doorstuurt naar de Aarde. Die komen eerlijk gezegd zelfs in het boek gekunsteld over, die lange beschrijvingen temidden van de actie, en vallen als kunstgreep (merk wel dat noch “gekunsteld” noch “kunstgreep” wat te maken hebben met “kunst”, maar wel alles met “kunstjes”) ook zwaar door de mand. Net zoals de schrijver als hij in hoofdstuk 51, Het grote spel, letterlijk hoofdstuk 37, Experiment, van 2001: een ruimte-odyssee overneemt. De enige verschillen tussen die hoofdstukken zijn de eerste alinea (omdat Saturnus geen rol meer mocht spelen) en het werk van de vertalers. Je voelt je er als lezer een beetje bekocht bij, zelfs al zegt de auteur in zijn Dankbetuigingen inderdaad dat hij dat hoofdstuk hergebruikt heeft.

In tegenstelling overigens tot wat geldt voor de wisseling van verteller en decor waar we vanaf deel 5 (hoofdstuk 30), Een kind van de sterren, mee te maken krijgen. Die brengt weer wat spankracht in het verhaal, dat het tot op dat moment niet kan halen van 2001: een ruimte-odyssee en dat ondanks zijn veelvoud aan personages. Wetende dat dat sterrenkind David Bowman is, of wat van hem resteert, is dat nog tekenender: op een of andere manier is hij, ondanks het feit dat hij – zoals de mensapen aan het begin van 2001: een ruimte-odyssee – beheerst wordt door de wezens achter MAT (of TMA, zoals u of de vertaler het wil) de enige handelende mens in dit boek. Alle anderen zijn, hoe druk ze daar ook mee zijn, in essentie toeschouwers, af en toe gedwongen te reageren om hun hachje te redden, óók wanneer de handelingen van Bowman voor het eerst in miljoenen jaren nieuwe handelingen van genoemde wezens initiëren.

Ik kijk dus met nogal gemengde gevoelens terug op 2010: odyssee 2. Het boek haalt bijlange na niet het niveau van 2001: een ruimte-odyssee en kan helaas ook niet als stand-alone worden gelezen, noch – zoals uitvoerig aangegeven – van de film 2001: A Space Odyssey, noch van het boek 2001: een ruimte-odyssee. En toch is het, met al zijn fouten, vanwege het verhaal (waarvan ik u, zoals gezegd, niet de clue heb meegegeven) zeker de moeite van het lezen waard. Ik houd het er dan ook op dat de conceptie van de twee boeken beter in één keer was gebeurd zodat de overtolligheden en de onderlinge tegenspraken er niet in hadden gezeten. De oefening waarin Isaac Asimov met zijn Foundation-saga https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/2021/09/foundation-foundation-en-keizer... volkomen geslaagd is, ondanks het feit dat de conceptie daarvan óók niet in één keer gebeurd is, heeft Arthur C. Clarke niet tot een goed einde gebracht.

Björn Roose ( )
  Bjorn_Roose | Jul 16, 2022 |
no reviews | add a review

» Add other authors (1 possible)

Author nameRoleType of authorWork?Status
Clarke, Arthur C.primary authorall editionsconfirmed
Mare, J. B. deTranslatorsecondary authorall editionsconfirmed
Schalekamp, Jean-A.Translatorsecondary authorall editionsconfirmed
You must log in to edit Common Knowledge data.
For more help see the Common Knowledge help page.
Canonical title
Original title
Alternative titles
Original publication date
People/Characters
Important places
Important events
Related movies
Epigraph
Dedication
First words
Quotations
Last words
Disambiguation notice
Publisher's editors
Blurbers
Original language
Canonical DDC/MDS
Canonical LCC

References to this work on external resources.

Wikipedia in English

None

No library descriptions found.

Book description
Haiku summary

Current Discussions

None

Popular covers

Quick Links

Rating

Average: (4.25)
0.5
1
1.5
2
2.5
3
3.5
4 3
4.5
5 1

Is this you?

Become a LibraryThing Author.

 

About | Contact | Privacy/Terms | Help/FAQs | Blog | Store | APIs | TinyCat | Legacy Libraries | Early Reviewers | Common Knowledge | 202,648,726 books! | Top bar: Always visible